Zondagochtend 4 oktober is Jan des Bouvrie overleden. Ik heb hem een keer ontmoet bij een kop koffie in zijn werkkamer, nadat ik gedoe had over de levering van een 2,5-zits bank. Hij had iets goed te maken. En nu is hij dood. Oké, er zit ongeveer 25 jaar tussen. Maar het doet me wat. Ook al kende ik hem natuurlijk niet echt. Hij deed me aan mijn (overleden) schoonvader denken, die ook Jan heette. Beiden hadden iets met design, strak en wit. Beiden konden op een onnavolgbare wijze iets simpels zeggen. Iets waarvan je als luisteraar direct denkt: wat is dit voor gelul? Maar als je zo’n opmerking iets beter tot je laat doordringen, blijkt die iets briljants te hebben. Filosofisch bijna. Cruijffiaans. ‘Een stoel moet jou omarmen …’
Ik betrek de dood van Jan Des, zoals ik dat met vrijwel elk overlijden doe, direct op mezelf. Hoe oud is hij? Over hoeveel jaar ben ik zo oud als hij? Hoe oud was hij toen ik met hem koffie dronk? Vragen die op één ding neerkomen: wanneer ben ik aan de beurt? Wat mij fascineert in de dood is het plotseling verloren gaan van talent, kennis en ervaring. Doodzonde! Hij was een gewiekste zakenman, maar ook een levensgenieter. Vooral dat laatste spreekt me aan.
Evenals Jan Des vrees ik de dood niet. De dood is de apotheose van het leven. Tenminste als je het leven in een voortdurende stijgende lijn weet op te bouwen. En daar gaat het natuurlijk om. Tijdens het leven kun je iets doen aan die lijn. De dood overkomt je. Rust in vrede, Jan!
Bekijk de trailer bij deze column die ik opnam in Naarden bij Het Arsenaal, de zaak van Jan des Bouvrie: https://bit.ly/34sqzVT