Als het jaar tegen het einde loopt worden er lijstjes gemaakt. Niet alleen verlanglijstjes met cadeauwensen en voornemens voor het nieuwe jaar, maar ook lijstjes van schaamnamen of van woorden waar iedereen zich aan ergert en nooit meer zouden moeten worden gebruikt. Woorden waarvan we afscheid moeten nemen, zoals wat mij betreft van het woord ‘mogen’. Dan bedoel ik natuurlijk het verkeerde of overbodige gebruik van het werkwoord en vervoegingen ervan. Voorbeeld: ‘Ik heb voor bedrijf X dit onderzoek mogen doen en heb daarvoor 65 medewerkers mogen interviewen.’ Wat nou, mogen? Het is je werk en je hebt een opdracht. Ja, is dan het argument, ik vind m’n werk zo leuk. Dat is hartstikke goed! Gefeliciteerd! Maak er dan van: ‘Ik heb met veel plezier voor bedrijf X dit onderzoek gedaan en heb daarvoor 65 medewerkers geïnterviewd.’ Verschrikkelijk veel beter Nederlands en aanzienlijk krachtiger geformuleerd. Het is een ziekte dat je alles mag en niets moet. Bovendien komt het verplichte gebruik van mogen zeikerig op mij over. Mogen moet juist niet mogen. Moeten heeft een verplichting in zich, maar daar is niets mis mee. Ik vind dat je geld moet verdienen en niet dat je geld mag verdienen. Dat is veel te vrijblijvend.
Ik blijf gissen naar de reden waarom mensen de laatste paar jaar ‘mogen’ te onpas gebruiken. Zou het een post-crisisverschijnsel zijn? Dat we bij slecht economisch tij veel moeten en zodra het beter gaat we als een soort opluchting van alles mogen? Of geloven de ‘mogen-gebruikers’ in iets almachtigs dat hun voortdurend een gunst verleent? En zijn zij die almachtige telkens ‘dankbaar’ als ze iets mogen doen? Dat zou direct verklaren waarom er ook zoveel mensen dankbaar zijn en er niet bij vertellen wie ze dankbaar zijn.
Hoe het ook zit, het zal wel overwaaien. Een krachteloos woord dat verkeerd wordt toegepast is geen lang leven beschoren. Dit zogenaamd bescheiden maar ronduit ergerniswekkende taalgebruik zit me echter al langer dwars, dus dacht ik: dit mág ik even kwijt …!